ALS ZANG ZIJT GIJ GEREZEN Als zang zijt gij gerezen, als zang moet gij verklonken; o Liefde, wees geprezen, die zooveel schoons geschonken en niets gebroken woudt. De nachtegaal verstomt. Een toover hangt in 't woud. 19 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.